Regthuys
Regthuys
Het gerechtshuis: bestuurlijk centrum
Het monumentale Regthuys domineert de noordkant van de centrale Voorstraat. Aan de zuidzijde eist als tegenwicht de Dorpskerk de aandacht op. De beide gebouwen dateren uit hetzelfde jaar 1769 en zijn opgetrokken met dezelfde scheepslading van 147.000 bakstenen, ter beschikking gesteld door de ambachtsheer, de prins van Oranje.
Op de plaats van het huidige Regthuys stond aanvankelijk bij de eerste inpoldering van het nieuwe eiland Noord-Beveland in 1598 een redoute, een bescheiden verdedigingswerk op de zeedijk. Deze schans deed dienst in tijden van oorlog en fungeerde ook weleens als huis van bewaring. Maar de betekenis ervan voor het dorp was in de achttiende eeuw nagenoeg verdwenen. Daarom werd het afgebroken en materiaal ervan werd hergebruikt bij de bouw van het Regthuys. Dat werd het nieuwe overheidsgebouw van Colijnsplaat, waar werd vergaderd door schout en schepenen en door polderbesturen en waar in de zogenoemde vierschaar werd rechtgesproken. Het oude had gestaan naast de kerktoren. Het nieuwe kwam dus aan het andere uiteinde van de Voorstraat. Het voor Colijnsplaat zo karakteristieke en vertrouwde beeld van de Voorstraat tussen Regthuys en Dorpskerk is dus pas tweeëneenhalve eeuw oud.
Na het ontstaan van Nederlandse gemeenten gedurende de Franse Bezetting in het vroege begin van de negentiende eeuw fungeerde het Regthuys als gemeentehuis, waar nog steeds recht werd gesproken en waar het bestuur, nu de gemeenteraad geheten, bijeenkwam. Ook was er opnieuw plaats om een arrestant kort op te bergen. Het cachot is heden als apart aanbouwsel aan de achterzijde herkenbaar. Rond 1900 werd een andere nog steeds bestaande uitbouw aan de achterzijde gerealiseerd als dienstwoning voor de gemeentebode, tegenwoordig de keuken van het woonhuis.
Bij de fusie van de gemeentes Kortgene, Kats en Colijnsplaat tijdens de Duitse bezetting in 1941 verloor het gemeentehuis geleidelijk zijn functie, omdat Kortgene de hoofdzetel van de nieuwe gemeente Kortgene werd. Nadien was onder meer de openbare lagere school er gevestigd. Het fungeerde ook als wisselwoning. Er was zelfs ooit een lunchroom gevestigd. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw verviel het tot een leegstaande bouwval zonder ruiten: een fijne plek voor de opgeschoten jeugd, maar een aanfluiting voor het dorp. In 1977 kocht de plaatselijke ondernemer Bram Verburg (1926-1998) het, herstelde het en toverde het om tot een fraaie woning voor hem en zijn echtgenote Truus (1928-1994). Na hun dood kocht een andere ondernemer uit het dorp het voormalige gemeentehuis in 1999. Na opnieuw een ingrijpende renovatie betrokken in 2001 de huidige eigenaren Anton van der Weele (1945) en zijn echtgenote Gré (1946) het monument.
Aan de buitenkant
Aan de voorgevel van het Regthuys bevindt zich rechts een smeedijzeren officiële ijkstaaf, een zogeheten Putse roede (lengte 4,0688 meter). Eenvoudige dubbele putjes op de stang geven telkens de twaalf voeten aan, waarvan er twee weer zijn onderverdeeld in elk twaalf duimen. De Putse roede werd vooral gebruikt bij dijkenbouw.
Aan de zijgevel is naast de coupure een herinnering aan het hoogste waterpeil in de Rampnacht van 1 februari 1953 aangebracht.
Achter het huis is in een ommuring een bij de laatste renovatie rond 2000 in China vervaardigd hardstenen wapen van Zeeland te bekijken.
Zie ook:
Dorpskerk: monumentaal dorpshart
Coupure: doorgang tussen het dorp en de Oude Haven
https://www.zeeuwseankers.nl/verhaal/het-voorstraatdorp-colijnsplaat